Stof uitkiezen

Waar let je op als je stof koopt? Natuurlijk of het geschikt is wat je wilt maken. In het patroon staat vrijwel altijd vermeld welke soort stof je het beste kunt kiezen. Heel handig en toch is het vaak ook heel algemeen. Bovendien, als je in een winkel of op een stoffenmarkt bent, dan zijn er zoveel verschillende stoffen te koop, dat je door de bomen het bos niet meer ziet. En dan heb je ook nog dat de ene dit adviseert en de andere dat. Uiteindelijk willen ze allemaal hun stoffen verkopen, dus help! wát moet je dan kopen???

 

In dit bericht zal ik een tipje van de sluier oplichten!

 

Kies stof die bij het ontwerp past

Om een kledingstuk eruit te laten zien zoals je het ziet staan in een patroonblad, heb je stof nodig die bij het ontwerp past. Om een voorbeeld te noemen: een geklede mantel (jas) van satijn lijkt in het beste geval op een ochtendjas. Kortom, de juiste stofkeuze is belangrijk! Eigenschappen die van belang zijn voor de valling van de stof, zijn: structuur (bv. glad of grof), soepelheid, rekbaar of niet, dik of dun, zwaar of licht, warm of verkoelend, sterk of fragiel, etc.

 

De verschillen tussen stoffen zijn een gevolg van keuzes voor het materiaal dat gebruikt is (soort vezels), het garen dat daarvan gemaakt is en de wijze waarop de stof gemaakt is (het productieproces). Op het moment dat je de stof gaat gebruiken, kun je de valling van de stof ook nog beïnvloeden. Bijvoorbeeld door het gebruik van versteviging (zoals vlieseline) en de wijze waarop je de patroondelen uit de stof knipt (schuin van draad of niet). Daar kom ik in een ander bericht op terug.

 

Belangrijk om je te realiseren is dat als het patroon aangeeft dat je bijvoorbeeld gabardine nodig hebt, dat de ene gabardine de andere niet is. Er kan bijvoorbeeld meer of minder materiaal gebruikt zijn (waardoor het gewicht van de stof verandert, de dikte en ook de soepelheid). Daarnaast is het ook zo dat redelijk wat stoffen die verkocht worden, behandeld zijn met een stijfsel, waardoor ze minder soepel aanvoelen.

 

Drie soorten stof: geweven, niet-geweven en gebreid

De wijze waarop de stof gemaakt wordt, bepaalt in grote mate de eigenschappen en daarmee de toepassing ervan. Stoffen worden gemaakt worden door draden te weven, te breien of samen te klitten (niet-geweven). Het is dus het verschil in de wijze waarop de draden met elkaar verbonden worden, die zorgt voor verschillende producten met hun toepassingsmogelijkheden.

 

Geweven stof

Heel veel stoffen zijn geweven, bijvoorbeeld denim (jeans), katoen, linnen, ribfluweel, satijn, etc. Ik denk dat iedereen wel weet hoe stof geweven wordt, maar voor de zekerheid een korte uitleg: weven gebeurt op een weefgetouw, waarop draden worden opgespannen (kettingdraden). De stof ontstaat door draden (inslagdraden) in een hoek van 90 graden door de kettingdraden heen te weven. De meest eenvoudige “binding” is de zogenoemde platte binding, waarbij de inslagdraad afwisselend boven en onder de kettingdraden van het weefgetouw doorgehaald worden. Als kind heb je dit ook gedaan als je geweven hebt.

De zijkanten van een geweven stof zijn altijd wat gerafeld, want hier zie je de uiteinden van de inslagdraden hangen.

De stof die door het weven ontstaat, is wat stijf en niet of nauwelijks rekbaar. Door te variëren met het aantal gebruikte garen, de dikte van het garen, het gebruik van garen gemaakt van één draad of meerdere om elkaar heen gedraaide draden, het materiaal waar de draden van gemaakt zijn en het patroon van weven kunnen er verschillende soorten stoffen gemaakt worden. Enkele voorbeelden:

  • Door te kiezen voor één of meer inslagdraden en/of kettingdraden. Canvas bijvoorbeeld wordt gemaakt door telkens met 2 ketting- en 2 inslagdraden te werken. Deze stof is heel stug en slijtvast.
  • Verschillen in de structuur van de stof ontstaan ook door te variëren op de platte binding, dus door in een vast patroon één of meer kettingdraden over te slaan. Hiermee kun je bijvoorbeeld denim (jeans) en keperstof maken en ook een pied de poule. Als je naar een lap jeans kijkt, kun je liggend op de stof diagonale lijnen zien lopen. Stoffen met een zogenoemde keperbinding of andere verbindingen waarbij één of meer kettingdraden zijn overgeslagen, vallen mooier (soepeler) en ze zijn zachter. Stoffen met zo’n binding kunnen ook een hele dichte structuur hebben, waardoor ze nagenoeg waterdicht zijn. Gabardine is hier een voorbeeld van en het wordt gebruikt voor de jassen van Burberry.
  • Structuurverschillen (en zwaarte) krijg je ook door met in dikte variërende draden te werken. Weven met ruwe zijde of een ongelijkmatige linnen draad geeft een heel ander resultaat dan heel regelmatig gesponnen zijde. De ene stof is levendig en bobbelig en de andere chique en heel glad. Ook bouclé en tweed (zoals gebruikt voor de iconische mantelpakken van Chanel) zijn hier een voorbeeld van.
  • Ribfluweel en Fluweel ontstaan door heel regelmatige lussen te weven, die gelijkmatig geschoren worden. Als je over de stof strijkt, strijk je dus over geschoren draadjes heen. Deze stof heeft een vleug, dit is de richting waarin de draadjes lopen. Als je tegen de vleug instrijkt, voel je wat weerstand. De kleur van de stof is het mooist, want diepst, als je de vleug in kijkt.
  • De eigenschappen van de stof worden sterk bepaald door de keuze voor de vezels waarvan de draden gesponnen worden.

Hoe de stof valt en over welke eigenschappen hij beschikt, wordt uiteindelijk bepaald door welke vezels gebruikt zijn, hoe deze vezels tot draden zijn gesponnen en op welke manier de draden geweven zijn.

Niet-geweven stof 

Stof die ontstaat door het samenklitten van vezels en/of draden valt onder de noemer niet-geweven stoffen. Hierbij kun je denken aan vilt, alcantara, snappap of veganistisch leer en veel materialen om stoffen te verstevigen zoals vlieseline en decovil. Deze materialen zijn (afhankelijk van de dikte) stijf en kunnen goed gebruikt worden om structuren neer te zetten, maar ze zijn niet stabiel. Ze lubberen gemakkelijk uit. Deze materialen zijn geschikter voor accessoires dan kleding.

 

Gebreide stof (beter bekend als stretch, tricot, jersey of knits)

Gebreide stoffen worden gemaakt met één draad die telkens een nieuwe lus in een oude lus maakt. Als je met een vergootglas naar gebreide stoffen kijkt, zie je rijen lussen die in elkaar haken. Door de manier waarop de draad verbonden is, zijn gebreide stoffen per definitie rekbaar, want de draad kan door dit type binding meegeven. Gebreide stoffen hebben een goede kant en een verkeerde of achterkant. De goede kant heeft een glad oppervlak en als je kijkt zie je in de lengterichting lussen in elkaar grijpen. Aan de achterkant zijn in de breedterichting ribbels te zien. Als je een lapje tricot flink uitrekt en goed kijkt, kun je dit zien.

 

Net als bij geweven stoffen kunnen er bij gebreide stoffen ook verschillende keuzes gemaakt worden in de wijze waarop gebreid wordt en dit geeft verschillende structuren gebreide stoffen. Double knits of dubbelgebreide stoffen bijvoorbeeld ontstaan door het gebruik van twee sets naalden, waarop tegelijkertijd een twee stoffen gebreid worden die onderling verbonden zijn. Deze stof is zwaarder en dikker, meestal minder rekbaar en ziet er meestal aan beide zijden hetzelfde uit (twee goede kanten). Soms zijn twee kleuren draden gebruikt, waardoor beide zijden een andere kleur hebben.

 

Een andere binding die je vaak tegenkomt bij gebreide stoffen ontstaat door afwisselend de nieuwe lus aan de voorkant of aan de achterkant in de oude lus in te haken. Bij breien noem je dit de boordsteek (afwisselend recht en averecht). Er ontstaan hierdoor verticale ribbels aan de goede én achterkant van de stof. Het grote voordeel hiervan is de veerkracht: de mate waarin deze stof uitrekt en weer terug veert. Deze stof is uitermate geschikt voor boorden van shirts of sweaters, denk ook maar aan de cuffs die nu zo populair zijn!

 

De mate waarin de stof rekt, kan sterk verschillen: van een minimale stretch van 25% tot een maximale stretch van 100%! Daarnaast kunnen gebreide stoffen 2-zijdig elastisch zijn (alleen in de breedte) of 4-zijdig (zowel in de lengte als in de breedte).

 

De eigenschappen van gebreide stof (soepelheid, mate van rekbaarheid, zwaarte, mate van ventilatie, etc) hangen af van het type binding waarvoor gekozen is én van het materiaal dat gebruikt is. Met het materiaal bedoel ik de vezels die tot garen gesponnen worden en waarmee gebreid wordt. Garens kunnen bestaan uit één vezelsoort, maar meestal worden verschillende soorten vezels gecombineerd. Bijvoorbeeld katoen, viscose en elastaan. Er zijn natuurlijke vezels (o.a. wol, linnen en katoen), hernieuwde vezels (o.a. bamboe, viscose en rayon) en synthetische vezels (o.a. polyester, spandex en nylon). Elk materiaal heeft unieke eigenschappen, zoals isolerend, ademend, vochtabsorberend, meer of minder vormvast, meer of minder slijtvast, etc.

 

Het grote voordeel van rekbare, gebreide stoffen is de betere pasvorm (of eenvoudiger te bereiken goede pasvorm) en het draagcomfort. Patronen die ontworpen worden voor gebreide stoffen gaan uit van deze rekbaarheid en kunnen daardoor heel eenvoudig van opzet zijn. Ze hebben immers weinig deelnaden of figuurnaden nodig, omdat de rekbaarheid zorgt voor een goede aansluiting op het lichaam. Door de rekbaarheid zijn rits- of knoopsluitingen vaak niet nodig. Patronen die ontworpen zijn voor rekbare stoffen kunnen in de regel niet gebruikt worden voor geweven stoffen! Ook niet als de geweven stof enigszins rekbaar is in de breedte. Deze rekbaarheid is namelijk te gering (max. 3-5 %). De rekbaarheid ontstaat door een elastische vezel (bv. spandex) toe te voegen aan het basismateriaal.

 

Kortom

Na alles wat je gelezen hebt, weet je misschien helemaal niet meer welke stof je het beste kunt kopen… Hoewel ik natuurlijk hoop dat je de soorten stoffen beter van elkaar kunt onderscheiden. Én dat als je kijkt naar hoe de stof gemaakt is (soort draden, structuur, dikte, gewicht, soepelheid, rekbaarheid, etc) je door wat je nu weet beter in staat bent te bedenken of de lap wel of niet geschikt kan zijn.

 

Daarnaast is het ook belangrijk om te weten wat je graag draagt (denk aan de inhoud van je kledingkast) en wat beslist niet. En welke voorkeuren je nog meer hebt. Als je niet wilt strijken, dan is linnen misschien geen goed idee. Als je van comfortabele kleding houdt, ga je niet voor jeans maar voor gebreide stof. Mocht het patroon alleen geschikt zijn voor dat wat je niet wil dragen, dan kun je misschien beter op zoek gaan naar een vergelijkbaar patroon dat ontworpen is voor het soort stof dat je wel prettig vindt.

 

 

Waar let je verder op?

  • Duidelijk is: géén geweven stof voor patronen geschikt voor gebreide stoffen (want die zullen te krap zijn en je komt er niet), geen dikke stof voor een soepele jurk (dan wordt het een beeldhouwwerk), geen zéér rekbare, dunne gebreide stof voor smalle jurk (dat tekent heel erg), etc.
  • als je stof koopt voor een project, kijk je eerst naar de aanbevelingen van het patroon en vraag je je af of je dit mooi vindt. Als je zelf van hele dunne materialen houdt en het patroon raadt een dikke stof aan, bedenk dan of je dat wel wilt dragen. Drapeer de stof om je heen en bedenk of je dit prettig aan vindt voelen. Als je een heel ander soort materiaal prettig vindt dan het patroon je aanraadt, dan vraag je je af hoe dit kledingstuk zal vallen als je kiest voor de stof die je voor ogen hebt. Als je het niet weet, laat het patroon dan liggen tot je het beter in kunt schatten.
  • vraag advies als je het niet weet. Maar… bedenk dat degene die je om raad vraagt meestal raad geeft vanuit zijn of haar eigen ideeën over wat mooi is. Probeer in te schatten of iemand echt begrijpt wat je mooi vindt. En daarnaast kan ook meespelen dat diegene graag iets wil verkopen. Blijf dus zelf nadenken en wees zo concreet mogelijk als je vragen stelt. Als je geen pillen op de stof wilt, vraag dan of de stof pilt in plaats van of hij mooi blijft. Dit biedt geen garantie dat je de juiste stof koopt, maar je hebt er wel alles aan gedaan. (Een jas van geweven stof voer je bijvoorbeeld niet met een gebreide stof, dat gaat lubberen.)
  • bedenk of je de vaardigheden hebt om het materiaal te kunnen verwerken (en of je naaimachine dat ook kan). Als je nog niet zo vaardig bent, is het misschien beter om een hele soepele satijn te laten liggen (die stof glijdt weg onder je handen, je schaar, je naaimachine, etc.). Voor dikke stoffen of voor stoffen waar je gemaakte gaten in blijft zien (zoals leer) geldt hetzelfde. Als beginner zul je bovengemiddeld vaak iets moeten uithalen en dat is net jammer als je leer aan het verwerken bent.
  • wat verwacht je van een kledingstuk? Moet het slijtvast zijn, vormvast, losjes, gestreken uit de wasmachine komen, etc. Voldoet de stof die je kopen wilt aan deze verwachtingen?
  • als je online stof koopt, vraag om  een proeflapje. Het is zo jammer als je tig euro betaalt voor iets dat niet aan je verwachtingen voldoet. Want… terugsturen kan niet omdat de lap op maat geknipt is. Dus als je dan toch aan de slag gaat met de lap en je stopt er veel tijd en energie in, dan wil je toch graag een mooi resultaat! Een proeflapje kan het verschil echt maken.

 

En daarnaast: laat je niet uit het veld slaan door de volgende verwarrende dingen:

  • er zijn héél véél verschillende stoffen in omloop, met de meest fantastische soort- of merknamen. Al deze stoffen zijn terug te voeren op het hierboven gemaakt onderscheid in geweven, gebreid, en niet-geweven stof.
  • stofnamen kunnen verwijzen naar het materiaal waarvan het gemaakt is of naar de productiewijze. Soms wordt een stof aangeduid als wol, maar… over welke soort stof met welke eigenschappen gaat het? Mantelstof voor een winterjas, soepel vallende gabardine of crèpe? Soms echter wordt een wollen stof aangeduid als mantelstof, terwijl de stof relatief dun is en heel soepel valt. In een fysieke winkel kun je dit voelen, maar op een foto is het niet te zien. Een proeflapje aanvragen helpt in zo’n geval.
  • stof op de rol kan gesteven zijn, dus stijver gemaakt zijn door gebruik van een zetmeelproduct. Je kunt daardoor het idee hebben dat de lap stijf of zelfs stevig en slijtvast is en ideaal voor wat je maken wilt. Echter, na en wasbeurt blijkt de stof ineens heel soepel! Dit stijven heb ik vaak gezien bij katoentjes (katoenen stof, platte binding, meestal met een kinderprint), denim/jeans, keperstof, tricots en luxere stoffen. Het is goed om hiernaar te informeren.
  • sommige geweven stoffen geven je het idee dat het een rekbare stof is. Er kan best sprake zijn van rek, maar dit is een zeer bescheiden rek! Je kunt dit niet gebruiken voor een patroon dat gemaakt is voor gebreide stoffen. Een uitzondering hierop kun je maken als het model wijd en ruim is en waarbij de ontwerper een rekbare stof gekozen heeft omdat hij/zij dat mooi vindt en niet vanwege de rekbaarheid van het materiaal.
  • geweven stoffen kunnen ook rekbaar lijken als je de stof schuin van draad uitrekt. Schuin van draad wil zeggen een hoek van 45° graden op de stof, dus ten opzichte van de hoek waaronder de kettingdragen en de inslagdraden met elkaar verbonden zijn. (Recht van draad betekent in de richting van de kettingdraad). Aan deze schijnbare rekbaarheid heb je niets voor patronen die ontworpen zijn voor rekbare, dus gebreide stoffen!

 

Heb je nog vragen?

Heb je een vraag of opmerking? Ik hoor het graag via de mail!

 

Succes met je aankoop!

2 gedachten over “Stof uitkiezen”

Plaats een reactie